vrijdag 22 april 2011

Marmer stadhuis

Het rapport van Köhler-Peutz over het marmer van het "verzamelgebouw" aan de Arnoud van Gelderweg (o.a. stadhuis) is verschenen. De geconstateerde scheurvorming begin dit jaar was aanleiding voor de Vereniging van Eigenaren, waaronder de gemeente Grave, dit bureau een onderzoek te laten instellen.

Ik heb het rapport keurig van de gemeente gekregen, gelezen en een dag later nog eens gelezen. Bij zo'n tweede lezing gaan zaken opvallen. Je krijgt ook een indruk van wat de schrijver eigenlijk bedoelt, maar niet zo hard opschrijft. Ik geef toe dat die indruk verkeerd kan zijn.


 

Allereerst is natuurlijk van belang welke opdracht de onderzoeker heeft meegekregen. Daarbij viel mij op dat de opdracht vooral is gericht op de veiligheid en niet op de levensduur van de gevel. Natuurlijk is veiligheid van groot belang. Bovendien zit het marmer er nu tegen aan en daar zullen we mee moeten leven. Toch zou een uitspraak over de te verwachten levensduur en de vraag of het verval gelijkmatig zal zijn of dat de gevel het opeens zal begeven welkom zijn geweest omdat de VvE zich dan kan beraden op de kosten die met het zo lang mogelijk in stand houden zullen zijn gemoeid. Tussen de regels door geeft het rapport daar wel enig inzicht in.


 

Over de oorzaak van de scheuren zegt het rapport dat een belangrijk deel van de scheuren al is ontstaan tijdens de productie van de platen, het vervoer en de montage. Dat roept natuurlijk de vraag op waarom die platen daar niet tegen konden. In dat verband is paragraaf 6.2.3 belangrijk. Daarin wordt beschreven wat marmer eigenlijk is: een natuurlijk materiaal dat niet constant is van samenstelling. Er kan sprake zijn van natuurlijke breuken. Ook voor natuurlijke breuken is naast de oorzaak in het materiaal een aanleiding nodig. Dat zou de productie, het vervoer of de montage kunnen zijn. Daarmee wordt ook duidelijk waarom niet alle scheuren aan de bouwperiode zijn toe te schrijven. De aanleiding om deze zwakke plekken zichtbaar te maken is pas later gekomen.


 

Wat niet in het rapport staat, maar wel bekend is, dat in de loop van de tijd de kwaliteit van veel marmersoorten terugloopt. De marmerdeskundige die mij in 2007 attent maakte op de kwaliteit van dit marmer -binnen de vele marmersoorten een zwakke broeder- verwachtte dan ook dat de problemen na zo'n jaar of 2 à 3 zichtbaar zouden worden. Die voorspelling is redelijk uitgekomen.


 

In het rapport wordt, vooral op basis van eerdere papieren informatie, beredeneerd waarom wind vorst en zon de schade niet hebben veroorzaakt. Daarbij worden die oorzaken afzonderlijk behandeld in verhouding tot de oorspronkelijke sterkte van het materiaal. Geen verband wordt gelegd met de structuur van marmer. De wisseling van wind, temperatuur en zon heeft op veel materialen, waaronder marmer, een slechte invloed. Het materiaal verzwakt. En dan heeft de afgelopen winter met veel wisselingen in temperatuur, droge en natte perioden natuurlijk een flinke aanslag op het materiaal gepleegd. Geen wonder dat toch al zwakke plekken het hebben begeven. Dat aan de zonkant meer schade is zichtbaar geworden laat zich ook hieruit verklaren.


 

Zoals zo dikwijls is ook hier de vraag hoe je van een probleem af komt zeker zo belangrijk als de vraag waar een probleem vandaan komt. Het rapport is conform de opdracht vooral gericht op de veiligheid. Met de nodige slagen om de arm wordt die wel in orde gedacht, zij het dat die uitspraak vooral is gebaseerd op papieren argumenten.


 

Het rapport geeft ook enkele aanwijzingen over wat men de "esthetische" kant van de gevel noemt. Samengevat staat hier: "behandel de gevel met zachtheid".


 

Derhalve is mijn conclusie uit het rapport dat de opgetreden schade uiteindelijk is toe te schrijven aan de keuze voor dit materiaal. De bouwperiode is natuurlijk een extra zware belasting geweest, vandaar dat een relatief groot deel van de nu zichtbare schade aan die periode is ontstaan.


 

Interessant zou zijn om aan de rapporteur te vragen of hij zijn klanten zou adviseren dit materiaal als gevelbekleding toe te passen.


 

Wat niet in het rapport ter sprake komt is of de toepassing van dit materiaal een bewuste keuze is geweest van alle partijen of dat ergens in het traject "onvolledige en/of onjuiste informatie" is gegeven. Ook is het vreemd dat platen die al kapot waren toch tegen de muur zijn geplakt. Is dat door de kopers geaccepteerd? Als men zelf die antwoorden niet kan geven is een onderzoek van de rekenkamer wellicht zinvol. Gelet op de in de toekomst te verwachten problemen en kosten is duidelijkheid hierover wel belangrijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten