Dat de scheepswerf
in het besluit van de raad van 13 april geen basis ziet om door te gaan heeft
bij velen verbazing gewekt. Bij mij niet. Zie daarvoor mijn commentaar op dat
besluit. Van te voren had ik mijn mening ook al aan de raadsleden gestuurd en later
bleek mij dat ook vanuit de scheepswerf al een reactie in die zin op het
voorstel was gegeven. Ook in de lijn daarvan probeert de bewindvoerder nog de
zaak te redden. Ook hij vindt dus dat het besluit van de raad nog wel kan
worden verbeterd.
In diezelfde week hebben zich nog enkele voorvallen
voorgedaan met aspecten die vergelijkbaar zijn met de besluitvorming over de
scheepswerf.
·
Het is duidelijk dat het college zijn voorstel
aan de raad niet heeft afgestemd met de werf alvorens het aan de raad voor te
leggen. En toch was voor zowel gemeente als werf de bedoeling van het besluit
om twee schepen van 135 m te kunnen bouwen om de werf ter plaatse in leven te
houden tot een aanpak op lange termijn was geformuleerd die ook kon worden
uitgevoerd. Zo was ook de strekking van de motie van 20 december 2010.
·
Het voorstel van het college over de wijze
waarop zal worden omgegaan werd door de raad van de agenda afgevoerd. In het
voorstel stond dat de wijk- en dorpsraden zouden instemmen met het convenant.
En toch lag er een bericht van 3 wijkraden dat zij het convenant niet zouden
ondertekenen. Hoe kan dat nou? Twee partijen onderhandelen over een
overeenkomst en één van de partijen zegt: ”we zijn het eens” en de ander
ontkent dat. Ook hier bleek dat er geen bestuurlijk afsluitend overleg is geweest
tussen college en wijk- en dorpsraden. De voorzitter van de wijkraad binnenstad
had de wethouder nog nooit gesproken. Inmiddels is dat bij het bezoek van het
college waarschijnlijk wel gebeurd.
·
Ook de bespreking van het rapport van de
rekenkamer over het Wisseveld werd afgevoerd vanwege gebrek aan
voorbereidingstijd. Daarbij kwam naar voren dat er nog steeds geen
overeenstemming is over de beëindigingovereenkomst met GBB. Toen de raad op 20
december het besluit nam beweerde de wethouder dat er inhoudelijk
overeenstemming was en dat er alleen nog wat punten en komma’s moesten worden
gezet. Dat 4 maanden later die “punten en komma’s” er nog steeds niet staan
wijst er toch op dat het college niet goed op de hoogte was van de stand van
zaken toen de overeenkomst aan de raad werd voorgelegd.
Een besluit, het woord zegt het al, wordt genomen aan het
eind van een proces en niet ergens midden in. Een besluit maakt een eind aan de
discussie en lokt die niet uit. Dat “einde maken aan de discussie” kan op 2
manieren. Als partijen het eens zijn, maar dan ook volledig, is het eenvoudig.
Als partijen het in het geheel of gedeeltelijk niet eens zijn legt het college de
zaak met wederzijdse standpunten aan de raad voor en die hakt dan de knopen
door. Het fijne van commissievergaderingen is dan dat betrokkenen hun standpunt
in die vergadering kunnen toelichten. Na het besluit resteert dan de eventuele
bezwarenprocedure. Deze wijze van besturen berust niet op wettelijke
voorschriften, maar zorgt er wel voor dat de kloof tussen bestuur en bestuurden
zo klein mogelijk is. Het college van Grave stelt zich vaak op het standpunt
dat overleg dat niet wettelijk is voorgeschreven ook niet nodig of zelfs niet zinvol
is. Dan krijg je een gemeentebestuur dat een hindernis is die moet worden
genomen en niet een vertegenwoordiging van ons zelf die regelt en coördineert.
De ervaring leert inmiddels ook dat deze wijze van besluiten niet effectief en efficiënt
is. Besluiten blijken achteraf helemaal geen besluiten te zijn.
Vergelijkbaar met het bovenstaande is ook het bericht dat
het bezoekersmanagement is opgeheven, mede omdat de gemeente zich heeft
teruggetrokken uit deze stichting die tot doel had het bezoek aan Grave te
bevorderen.
De stichting is opgericht als een samenwerkingsverband
van organisaties die bij toerisme en recreatie
een rol spelen. De gemeente is er één van. Alle partijen dragen dan ook bij in
de kosten. Het argument voor het gemeentebestuur van Grave om zich terug te
trekken was dat de gemeente subsidie verstrekte en daarom niet in het
stichtingsbestuur zou kunnen zitten. Ik heb al eerder geschreven dat dit
volkomen onzin is en dat het college met dit uittreden zich weer terugtrekt uit
de samenleving.
De gemeenteraad
accepteert blijkbaar deze wijze van besturen waarbij het college of blindelings
vertrouwen heeft in het ambtelijk apparaat ofwel zich door het ambtelijk
apparaat laat sturen. Daarmee wordt mijn standpunt, dat als je ambtelijke
apparaten van gemeenten samenvoegt het voortbestaan van zelfstandige gemeenteraden
en colleges zinloos is, versterkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten