Er is tijdens de
pinksterdagen in bestuurlijk Grave nogal wat commotie ontstaan over de
rechterlijke uitspraak betreffende het afwijzen door het college van een
bestemmingsplanwijziging ten behoeve van de scheepswerf. De Geest is blijkbaar weer
in Grave gearriveerd, want verrassend kun je deze uitspraak van de rechter niet
noemen.
De uitspraak van het college dateert van 14 december 2010
en op 24 december citeerde ik in deze weblog het B&W-besluit en
concludeerde:
“Wat het college betreft dus "einde verhaal", maar
zo simpel is het niet. Het is interessant te vernemen dat het college alleen
bereid is de scheepswerf conserverend op te nemen, maar het is de raad die het
bestemmingsplan vaststelt en of de raad zonder enige discussie ook "einde
verhaal" tegen de scheepswerf zegt moet nog maar worden afgewacht.”
Er zijn wetten waarvoor je drie juristen nodig hebt om te
bepalen wat er wordt bedoeld; één die beargumenteert dat het de ene kant op
moet, een tweede die juist het tegenovergestelde beweert en een derde, de
rechter, die dan bepaalt welke kant het echt op gaat. En zelfs dan bestaat er vaak nog een
beroepsmogelijkheid. Er zijn ook wetten die uit te leggen zijn als 1+1= 2. En
dat is hier het geval. De raad beslist over verzoeken om een bestemmingsplan te
wijzigen; geen vraagtekens en discussie mogelijk. Ook dient de raad daar op
redelijke termijn een beslissing over te nemen. Om dat te waarborgen hebben we
tegenwoordig de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen.
Allemaal glashelder. De scheepswerf had het verzoek dus verkeerd geadresseerd,
maar dan vereist zelfs het bestuurlijk fatsoen dat je als college de brief op
het goede adres bezorgt, hetgeen de rechter nu ook op juridische basis heeft
uitgesproken.
En laat nu de raad niet beweren dat ze er niets van af wisten.
Allereerst ga ik er van uit dat zij wekelijks de B&W-besluiten lezen. Ook
staat in het besluit dat de raad over het standpunt van het college zal worden
geïnformeerd. Heel wat raadsleden hebben mij ook herhaaldelijk gezegd dat zij
mijn stukjes lezen. Bovendien zijn de plannen van de werf in de wandelgangen
vaak genoeg ter sprake geweest.
Hier is gewoon sprake van een bestuurlijke blunder. Die moet
je zoveel mogelijk voorkomen maar ze zijn er nu eenmaal. Het wezen van een
blunder is dat er geen redelijke verklaring voor te vinden is. Wat ik wel
ergerlijk vind is dat het college niet in staat is geweest zelf 1 en 1 bij
elkaar op te tellen en het tot een rechterlijke uitspraak heeft laten komen. De
fout had al veel eerder kunnen worden hersteld. Het zou wat arrogant van mij zijn
te beweren dat men dat al op 2 januari 2011 had kunnen doen nadat men tijdens
het kerstreces mijn weblog had gelezen. De smoes van “niet-ontvankelijk” omdat
het besluit geen juridische betekenis zou hebben is te gek om los te lopen.
De belangrijkste vraag is echter wat de consequenties zijn.
Gelukkig is het aan anderen om de eerste zet te doen. Het boetekleed en nederig
afwachten lijken mij voorlopig het beste.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten