We hebben het moeten lezen: Frans en Albertine geven het
na meer dan 20 jaar hopen op. Het lijkt dat zij de strijd hebben verloren en de
“appellanten” hebben gewonnen.
Ik zie dat toch anders. Volgens mij constateren Frans en
Albertine dat de gemeente Grave er niet in zal slagen het bestemmingsplan
zodanig te vastgesteld te krijgen dat hun initiatief daar een kleinschalige ,
noem het maar, pleisterplaats te exploiteren realiteit kan worden. Zij hebben
er veel tijd en dus ook geld in geïnvesteerd en ook nadat het licht op groen
zou zijn gezet mag je niet verwachten dat het bedrijf direct zodanig floreert
dat zij op hun lauweren kunnen gaan rusten. Logisch daarom dat zij hebben
besloten met hun leven wat anders te gaan doen.
Is daarmee het idee van de baan? Het was weliswaar het
idee van Frans en Albertine, maar toen zij daarmee bij de gemeente kwamen werd
het plan met enthousiasme overgenomen. Het paste uitstekend in het gemeentelijk
beleid dat Grave een toeristisch-recreatieve trekpleister moest worden. De
discussie binnen de gemeente was alleen de plaats waar het schip zou moeten
liggen: Nieuwe Haven, Loswal of op de plaats van het oude zwembad. Het werd de
laatste plaats. Het probleem daarbij was wel dat het bestemmingsplan een
dergelijke voorziening niet toeliet. Aan de gemeente dus de taak het
bestemmingsplan te wijzigen. Zoals te verwachten was niet iedereen het
eens met het idee om op die plaats een
boot neer te leggen waarop allerlei activiteiten zouden kunnen plaatsvinden.
Het is een voor de natuur belangrijk gebied waarin wel agrarische activiteiten
werden uitgevoerd en er was nog weinig duidelijkheid over wat er precies wel en
niet met de boot zou kunnen. Een keihard gegeven was dat het gebied in de
provinciale plannen een sterk natuurkarakter zou moeten hebben, Het lag in de
Ecologische Hoofdstructuur en dat betekent: afblijven.
In die tijd moest een bestemmingsplan nog door de
provincie worden goedgekeurd. Tegenwoordig heeft de gemeente op papier meer
vrijheid. De gemeente kon langs 2 wegen het bestemmingsplan wijzigen. Er kon
gekozen worden om via een artikel 19.1 procedure het bestemmingsplan op dit enkele
punt te wijzigen. Qua procedure nagenoeg gelijk aan een complete
bestemmingsplanwijziging. Het zou alleen vlugger kunnen omdat er een veel
kleiner gebied en dus minder verschillende zaken bij betrokken zijn. De
gemeenteraad koos er echter voor de “Koninklijke weg” te behandelen en het op
te nemen in het bestemmingsplan buitengebied. Het directe gevolg was dat het
allemaal veel langer ging duren en dat er veel meer problemen tegelijk moesten
worden behandeld. Uiteindelijk werd het bestemmingsplan, met de prinses
Margriet erin, in 1998 door de gemeenteraad vastgesteld en aan de provincie om
goedkeuring voorgelegd. Net als iedereen hadden de “appellanten” hun mening
kunnen geven, hun voornaamste argument was en is dat de Margriet niet past in
het provinciaal beleid. En daar hadden ze gelijk in. Kennelijk vond de
provincie dat de argumenten van de gemeente om van dat beleid af te wijken niet
sterk genoeg. Het bestemmingsplan werd op dit punt afgekeurd en dus kon het
niet.
De gemeente (en niet de familie van de Steen) stond nu
voor de keus: opgeven; beroep aantekenen tegen de afkeuring of een nieuwe
procedure starten met sterkere argumenten. Gekozen werd voor het beroep.
Daardoor werd het weer afwachten en wel ongeveer tot 2006 toen de uitspraak
kwam en de provincie in het gelijk werd gesteld. Toen restte voor de gemeente
nog de twee andere mogelijkheden. Een nieuwe poging leek zinvol. Ook bij de
provincie was een kentering merkbaar. Zeker de meerderheid van de gemeenteraad
was er nog steeds voorstander van deze voorziening te realiseren. Uiteindelijk
werd dit ook vastgelegd in een raadsbesluit.
Inmiddels was ook de procedure om een bestemmingsplan
vast te stellen veranderd. Allereerst werd op basis van een gemeentelijke
verordening een voorontwerp ter inzage gelegd. Daarin konden voor- en
tegenstanders hun visie geven. Het
college heeft die zienswijzen beoordeeld. Op die basis en het raadsbesluit om de
Margriet in het bestemmingsplan op te nemen is het ontwerpbestemmingsplan formeel
ter inzage gelegd. Ook daar kon iedereen weer een zienswijze indienen.
Anders dan vroeger hoeft de provincie het bestemmingsplan
niet meer goed te keuren. De provincie kan net als iedereen een zienswijze
indienen. Het is dan aan de gemeenteraad die zienswijze af te wegen tegen de
andere. De gemeenteraad kan dus besluiten de zienswijze van de provincie niet
te honoreren. Natuurlijk zal de gemeenteraad daarbij wel met heel goede
argumenten moeten komen, want de provincie is daarmee niet uitgepraat. Ook zij
kan net als iedere burger naar de Raad van State en heeft daarbij natuurlijk
wel een sterk wapen dat in de zienswijze is geformuleerd: de Margriet is in
strijd met het provinciaal beleid. Het is dus aan de gemeente de provincie
alsnog te overtuigen van de juistheid van de keuze die de gemeenteraad heeft
gemaakt.
Met het afhaken van Frans en Albertine is de zaak dan ook
niet afgedaan. Wat doet de raad als een ondernemende jongeling zich meldt met
de mededeling dat hij het initiatief wil voortzetten? Of dat het nieuwe centrummanagement
zich meldt? Uiteindelijk was indertijd voor de gemeente de bijdrage aan het
toeristisch-recreatieve beleid de reden om aan het initiatief mee te werken en
niet alleen om Frans en Albertine ter wille te zijn.. Is dat nu niet meer zo? Die
vraag zullen centrummanagement en gemeente moeten beantwoorden. Als die
consequent zijn wordt de procedure voortgezet en gaat men op zoek naar een
opvolger. Wel moet de gemeenteraad moet zich nu beraden op de aanpak van het
vervolg. Niet de Margriet maar de gemeente moet nu zijn beleid bij de provincie
verdedigen.
Dat die weg niet bij voorbaat kansloos is nog niet zolang
geleden gebleken. Bij een plannetje in Escharen kwam de provincie ook met een
negatieve zienswijze. In een goed gesprek konden de gemeentelijke argumenten
zodanig worden duidelijk gemaakt dat de provincie te kennen gaf niet in beroep
te gaan als de gemeente in het bestemmingsplan de provinciale zienswijze zou
negeren. Natuurlijk moet in dit geval wel zwaarder geschut in stelling worden
gebracht.
In het bovenstaande ben ik niet ingegaan op de rol van de
”appellanten”. Naar mijn mening is hun voornaamste punt dat het ontwikkelen van
Margriet in strijd is met de het provinciaal beleid zoals dit tot nu toe is
geformuleerd. Daar hadden en hebben ze gelijk in. De “appellanten” bestrijden
is dan ook zinloos. Het is de provincie die moest en moet worden overtuigd. Dat
is nog steeds niet gelukt. Als de gemeente nog steeds overtuigd is van de
juistheid van zijn argumenten is de enig mogelijke conclusie dat de argumenten door
de opeenvolgende gemeentebesturen niet voldoende sterk zijn overgebracht. Het
besluit van het college om geen bestuurlijk overleg met de provincie te voeren over
het raadsbesluit, maar de verdediging van het gemeentelijk beleid over te laten
aan de ontwikkelaars zal de provincie beslist niet hebben overtuigd van de
noodzaak hun beleid in Graafse richting om te buigen.
Het is nu aan de gemeenteraad om een besluit te nemen
over de voortgang.
Dat de Margriet er is komen te liggen voordat de
procedures waren afgerond is een complicatie. Daardoor lag de boot er wel in
overeenstemming met het gemeentelijk beleid maar formeel illegaal. Door de
lange proceduretijd bij het bestemmingsplan buitengebied en het verscherpte
handhavingsbeleid is het één trein op twee sporenbeleid ontstaan. De papieren
oplossing daarvoor zou zijn geweest: Margriet in de opslag en terug als de
procedures zijn afgerond. Dat is natuurlijk geen goede oplossing. Versnellen
van de procedure, dus een afzonderlijke projectprocedure zou een praktischer
aanpak zijn geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten