dinsdag 4 maart 2014

2014-11 Raadsvergadering 25-02-25 deel 2 scheepswerf

2014-11 Raadsvergadering 25-02-25 deel 2 scheepswerf
De motie van Keerpunt 2010 over de scheepswerf werd door de fractieleider al aangekondigd bij de behandeling van agendapunt 17, aanpassing bestemmingsplan Centrum, Grave. De bedoeling van de motie was om de strekking van het voorstel uit te breiden. Om dat te bereiken had het beter als amendement kunnen worden ingediend. Nu kon de voorzitter stellen dat de motie geen invloed zou hebben op het besluit en dus kon worden bezien als een motie geen betrekking hebbend op een agendapunt. Helemaal juist was die redenering niet, maar op die manier kon een schorsing om de motie te verspreiden worden vermeden. Daar was iedereen gelukkig mee.


Omdat motie en raadsvoorstel wel degelijk een relatie met elkaar hebben behandel ik agendapunt 17 maar bij de motie.

Waar gaat het over? De scheepswerf is bij de Raad van State in beroep gegaan tegen 2 aspecten van het onlangs vastgestelde bestemmingsplan centrum Grave.

Allereerst was men er achter gekomen dat een stuk terrein dat geen eigendom was van de scheepswerf, maar in het verleden wel een bestemd was voor activiteiten van de scheepswerf had, in het nieuwe bestemmingsplan de bestemming parkeerterrein heeft gekregen. De gemeente had het bestemmingsplan in de procedure nogal nadrukkelijk gekenschetst als een conserverend bestemmingsplan. Dat wil zeggen dat er geen wezenlijke wijzingen in zouden zijn opgenomen. De wijziging naar parkeerterrein werd daardoor te laat ontdekt om via de zienswijzen verandering in te brengen. Tijdens de behandeling in de raad heeft VPGrave via een amendement geprobeerd dat alsnog te doen. Dat is niet gelukt.

Het tweede punt betrof de formulering van enkele gebruiksvoorschriften. Die waren nogal star uitgevallen en waren hinderlijk voor de scheepswerf. Daar had de scheepswerf in de zienswijze wel op gereageerd, maar zonder succes.

Over het eerste punt was de Raad van State al heel duidelijk. Er kan alleen maar een beroep op de Raad van State worden gedaan als er ook een zienswijze is ingediend, tenzij een goede verklaring voor het niet indienen was. Juridisch gezien bestaat een conserverend bestemmingsplan niet, dus kon ook niet worden aangevoerd dat men niet bedacht had hoeven zijn op deze wijziging. De scheepswerf is niet ontvankelijk en het beroep zal zonder twijfel worden afgewezen.

Bij de behandeling in de Raad van State bleek dat de gemeente niet had beoogd met deze bepalingen te scheepswerf in zijn werkwijze te belemmeren. En voor die omstandigheden bestaat een truc; de zogenaamde bestuurlijke lus. Het komt er op neer dat een gemeente in de gelegenheid wordt gesteld bepalingen in het bestemmingsplan opnieuw te formuleren.

De tussenuitspraak van de Raad van State was dan ook dat de raad van Grave in de gelegenheid werd gesteld de gebruiksbepalingen opnieuw te formuleren. Dat zou voor 15 april moeten zijn gebeurd. Heel belangrijk in deze uitspraak is dat voor deze bestemmingsplanwijziging – want dat is het eigenlijk- niet de normale procedure hoeft te worden gevolgd. De wijziging hoeft niet ter inzage te worden gelegd en er kunnen geen zienswijzen worden ingediend en er kan ook geen beroep bezwaar tegen worden aangetekend. Het conform de tussenuitspraak gewijzigde bestemmingsplan is direct van kracht.

Een andere gewenste wijziging van het plan kan dan ook niet meeliften in deze procedure, ook al zou heel Grave dat willen.

In wezen was de zaak voor de raad dus heel eenvoudig, het had een A-stuk kunnen en eigenlijk ook moeten zijn. De problematiek rond het hekwerk op deze manier oplossen kon gewoon niet. Het is in de commissie niet door de voorzitter en niet door de wethouder gelukt dit uit te leggen.

In het begin van de raadsvergadering deed de directeur van de scheepswerf toch nog een beroep op de raad om ook de hekwerkkwestie tegelijkertijd te regelen. Hij wees ook op de verjaring. Maar verjaring gaat over het eigendom en dat staat volkomen los van hetgeen hier aan de orde was. Natuurlijk heeft het weinig zin aan het stukje grond de bestemming parkeerterrein te geven als blijkt dat het door verjaring van de scheepswerf is, maar het kan wel.

Dan nu eindelijk de motie. Ik heb hem drie keer afgeluisterd om een idee van de inhoud te krijgen. Het bleek een opdracht te zijn aan het college om het bestemmingsplan te wijzigen zodat het hekwerk scheepswerf zou blijven. Een onmogelijke opdracht omdat alleen de raad daartoe bevoegd is. Het voornaamste bezwaar vanuit de raad was echter dat de zaak van verjaring niet in de motie werd genoemd. En dat dus volgens mij juist niet ter zake. De motie werd dus –en dat was wel terecht- afgewezen.

Alhoewel nergens uit bleek dat de raad de bestemming parkeerterrein een goede vindt, eerder het tegendeel, bleef het besluit uiteindelijk beperkt tot hetgeen de Raad van State had opgedragen. De raad kon ook niet anders en dus was A-stuk een terechte keuze geweest.

Blijft de vraag of dit nu werkelijk is wat de raad echt wil; parkeerterrein of scheepswerf, ofwel niet wijzigen of wel wijzigen van het bestemmingsplan in deze.
Daarom nog een kijkje vooruit.

Niet wijzigen is zonder twijfel de makkelijkste oplossing. Niemand hoeft iets te doen. Er zijn wel consequenties.

·         Het is dan logisch dat de gemeente en het rijk hun eigendom gaan terugeisen en zelfs dat de gemeente ook het rijkseigendom overneemt want de gemeente is nu wel verplicht het parkeerterrein daar ook aan te leggen. De scheepswerf zal dan de verjaring wel in stelling brengen en de kans is reëel dat de werf gelijk krijgt. Dat wordt een onmogelijke situatie.
·         De scheepswerf zal mogelijk planschade claimen. De bestemming van die grond is immers van scheepswerf in parkeren veranderd en dat de werf in zijn geheel daardoor in waarde is verminderd is op zijn minst aannemelijk.
·         Een schadeclaim van de werf is al ter sprake geweest. De neiging om een claim in te dienen zal door handhaven van het bestemmingsplan zoals het nu is niet doen afnemen.

Om het bestemmingsplan wel te wijzigen zal iemand het initiatief moeten nemen. De poging van Keerpunt 2010 dat via een motie te doen heeft gefaald. Die afwijzing was echter niet bedoeld als afwijzing van de gedachte tot wijzigen op zich. Het ging meer om tijdstip en wijze en misschien ook wel om de indiener van de motie. De mogelijkheden zijn:
·         Een verzoek van de scheepswerf. De meest logische aanpak om een bestemmingsplan tussentijds te wijzigen is dat de belanghebbende, in dit geval de scheepswerf, daartoe een verzoek indient bij de gemeenteraad. Het is de gemeenteraad en niet het college die daarover een besluit moet nemen, dat is inmiddels ook bij de gemeente wel duidelijk. Er moet dan een normale procedure worden gevolgd met ter visie leggen, zienswijzen, raadsbesluit en beroepsprocedure. De kosten zijn dan gewoonlijk voor de aanvrager.
·         ­­­Een voorstel van het college. Als het college achteraf vindt dat het toch niet zo elegant was om op deze wijze weer ergens ruimte voor parkeren te creëren of inziet dat dat de scheepswerf door verjaring toch eigenaar wordt, zou het college zelf een wijzigingsvoorstel in procedure kunnen brengen. Verstandig zou dan wel zijn eerst te polsen of de gemeenteraad die kant wel op wil.
·         Een motie van de raad met verzoek aan het college. Via een motie kan de raad al uitspreken dat men het terrein binnen het hek de bestemming scheepswerf weer terug wil geven. Op die manier wordt duidelijk vastgelegd welke richting het gemeentebestuur op wil. Het college moet dan wel bereid zijn die motie uit te voeren.
·         Een motie van de raad met opdracht aan het college. Aangezien alleen de raad bevoegd is te beslissen of een bestemmingsplan moet worden veranderd kan het in deze het college opdracht geven die wijziging voor te bereiden. Het college kan de opdracht wel naast zich neerleggen, maar dan is een logische consequentie dat het college wordt weggestuurd. De ongelukkig geformuleerde motie van Keerpunt 2010 kwam het meest met deze aanpak overeen.
·         Een initiatiefvoorstel van één of meer fracties. Deze aanpak werd in de vergadering gesuggereerd. Ik vind dat een merkwaardige suggestie. Het zou inhouden dat die fracties ook de hele voorbereiding op zich zouden nemen. Dat is een onzinnige gedachte. Het initiatief zou dan ook niet verder kunnen gaan dat de raad besluit het college een opdracht te geven. Daarvoor is een motie het geëigende middel.

We kennen ook nog het burgerinitiatief. Maar daarvoor zou nog twee jaar moeten worden gewacht.

Hoe is hier met goed fatsoen uit te komen? Daar is “overleg” natuurlijk het toverwoord en zijn college en scheepswerf aangewezen om oud zeer even op zij te zetten en samen te kijken hoe het best in het belang van beide partijen kan worden gehandeld. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten