2014-11 Raadsvergadering 25-02-25 deel 2 scheepswerf
De motie van Keerpunt 2010 over de scheepswerf werd door
de fractieleider al aangekondigd bij de behandeling van agendapunt 17,
aanpassing bestemmingsplan Centrum, Grave. De bedoeling van de motie was om de
strekking van het voorstel uit te breiden. Om dat te bereiken had het beter als
amendement kunnen worden ingediend. Nu kon de voorzitter stellen dat de motie
geen invloed zou hebben op het besluit en dus kon worden bezien als een motie
geen betrekking hebbend op een agendapunt. Helemaal juist was die redenering
niet, maar op die manier kon een schorsing om de motie te verspreiden worden
vermeden. Daar was iedereen gelukkig mee.
Omdat motie en raadsvoorstel wel degelijk een relatie met
elkaar hebben behandel ik agendapunt 17 maar bij de motie.
Waar gaat het over? De scheepswerf is bij de Raad van
State in beroep gegaan tegen 2 aspecten van het onlangs vastgestelde
bestemmingsplan centrum Grave.
Allereerst was men er achter gekomen dat een stuk terrein
dat geen eigendom was van de scheepswerf, maar in het verleden wel een bestemd
was voor activiteiten van de scheepswerf had, in het nieuwe bestemmingsplan de
bestemming parkeerterrein heeft gekregen. De gemeente had het bestemmingsplan
in de procedure nogal nadrukkelijk gekenschetst als een conserverend
bestemmingsplan. Dat wil zeggen dat er geen wezenlijke wijzingen in zouden zijn
opgenomen. De wijziging naar parkeerterrein werd daardoor te laat ontdekt om via
de zienswijzen verandering in te brengen. Tijdens de behandeling in de raad
heeft VPGrave via een amendement geprobeerd dat alsnog te doen. Dat is niet
gelukt.
Het tweede punt betrof de formulering van enkele
gebruiksvoorschriften. Die waren nogal star uitgevallen en waren hinderlijk
voor de scheepswerf. Daar had de scheepswerf in de zienswijze wel op
gereageerd, maar zonder succes.
Over het eerste punt was de Raad van State al heel
duidelijk. Er kan alleen maar een beroep op de Raad van State worden gedaan als
er ook een zienswijze is ingediend, tenzij een goede verklaring voor het niet
indienen was. Juridisch gezien bestaat een conserverend bestemmingsplan niet,
dus kon ook niet worden aangevoerd dat men niet bedacht had hoeven zijn op deze
wijziging. De scheepswerf is niet ontvankelijk en het beroep zal zonder twijfel
worden afgewezen.
Bij de behandeling in de Raad van State bleek dat de
gemeente niet had beoogd met deze bepalingen te scheepswerf in zijn werkwijze
te belemmeren. En voor die omstandigheden bestaat een truc; de zogenaamde
bestuurlijke lus. Het komt er op neer dat een gemeente in de gelegenheid wordt
gesteld bepalingen in het bestemmingsplan opnieuw te formuleren.
De tussenuitspraak van de Raad van State was dan ook dat
de raad van Grave in de gelegenheid werd gesteld de gebruiksbepalingen opnieuw
te formuleren. Dat zou voor 15 april moeten zijn gebeurd. Heel belangrijk in
deze uitspraak is dat voor deze bestemmingsplanwijziging – want dat is het
eigenlijk- niet de normale procedure hoeft te worden gevolgd. De wijziging
hoeft niet ter inzage te worden gelegd en er kunnen geen zienswijzen worden
ingediend en er kan ook geen beroep bezwaar tegen worden aangetekend. Het conform
de tussenuitspraak gewijzigde bestemmingsplan is direct van kracht.
Een andere gewenste wijziging van het plan kan dan ook
niet meeliften in deze procedure, ook al zou heel Grave dat willen.
In wezen was de zaak voor de raad dus heel eenvoudig, het
had een A-stuk kunnen en eigenlijk ook moeten zijn. De problematiek rond het
hekwerk op deze manier oplossen kon gewoon niet. Het is in de commissie niet
door de voorzitter en niet door de wethouder gelukt dit uit te leggen.
In het begin van de raadsvergadering deed de directeur
van de scheepswerf toch nog een beroep op de raad om ook de hekwerkkwestie
tegelijkertijd te regelen. Hij wees ook op de verjaring. Maar verjaring gaat
over het eigendom en dat staat volkomen los van hetgeen hier aan de orde was. Natuurlijk
heeft het weinig zin aan het stukje grond de bestemming parkeerterrein te geven
als blijkt dat het door verjaring van de scheepswerf is, maar het kan wel.
Dan nu eindelijk de motie. Ik heb hem drie keer
afgeluisterd om een idee van de inhoud te krijgen. Het bleek een opdracht te
zijn aan het college om het bestemmingsplan te wijzigen zodat het hekwerk
scheepswerf zou blijven. Een onmogelijke opdracht omdat alleen de raad daartoe
bevoegd is. Het voornaamste bezwaar vanuit de raad was echter dat de zaak van
verjaring niet in de motie werd genoemd. En dat dus volgens mij juist niet ter
zake. De motie werd dus –en dat was wel terecht- afgewezen.
Alhoewel nergens uit bleek dat de raad de bestemming
parkeerterrein een goede vindt, eerder het tegendeel, bleef het besluit uiteindelijk
beperkt tot hetgeen de Raad van State had opgedragen. De raad kon ook niet
anders en dus was A-stuk een terechte keuze geweest.
Blijft de vraag of dit nu werkelijk is wat de raad echt
wil; parkeerterrein of scheepswerf, ofwel niet wijzigen of wel wijzigen van het
bestemmingsplan in deze.
Daarom nog een kijkje vooruit.
Niet wijzigen is zonder twijfel de makkelijkste
oplossing. Niemand hoeft iets te doen. Er zijn wel consequenties.
·
Het is dan logisch dat de gemeente en het rijk
hun eigendom gaan terugeisen en zelfs dat de gemeente ook het rijkseigendom
overneemt want de gemeente is nu wel verplicht het parkeerterrein daar ook aan
te leggen. De scheepswerf zal dan de verjaring wel in stelling brengen en de kans is reëel dat de werf gelijk krijgt. Dat wordt een onmogelijke situatie.
·
De scheepswerf zal mogelijk planschade claimen.
De bestemming van die grond is immers van scheepswerf in parkeren veranderd en
dat de werf in zijn geheel daardoor in waarde is verminderd is op zijn minst aannemelijk.
·
Een schadeclaim van de werf is al ter sprake
geweest. De neiging om een claim in te dienen zal door handhaven van het
bestemmingsplan zoals het nu is niet doen afnemen.
Om het bestemmingsplan wel te wijzigen zal iemand
het initiatief moeten nemen. De poging van Keerpunt 2010 dat via een motie te
doen heeft gefaald. Die afwijzing was echter niet bedoeld als afwijzing van de
gedachte tot wijzigen op zich. Het ging meer om tijdstip en wijze en misschien
ook wel om de indiener van de motie. De mogelijkheden zijn:
·
Een verzoek van de scheepswerf. De meest
logische aanpak om een bestemmingsplan tussentijds te wijzigen is dat de
belanghebbende, in dit geval de scheepswerf, daartoe een verzoek indient bij de
gemeenteraad. Het is de gemeenteraad en niet het college die daarover een
besluit moet nemen, dat is inmiddels ook bij de gemeente wel duidelijk. Er moet
dan een normale procedure worden gevolgd met ter visie leggen, zienswijzen,
raadsbesluit en beroepsprocedure. De kosten zijn dan gewoonlijk voor de
aanvrager.
·
Een voorstel van het college. Als het
college achteraf vindt dat het toch niet zo elegant was om op deze wijze weer
ergens ruimte voor parkeren te creëren of inziet dat dat de scheepswerf door verjaring toch eigenaar wordt, zou het college zelf een wijzigingsvoorstel
in procedure kunnen brengen. Verstandig zou dan wel zijn eerst te polsen of de
gemeenteraad die kant wel op wil.
·
Een motie van de raad met verzoek aan het
college. Via een motie kan de raad al uitspreken dat men het terrein binnen
het hek de bestemming scheepswerf weer terug wil geven. Op die manier wordt
duidelijk vastgelegd welke richting het gemeentebestuur op wil. Het college
moet dan wel bereid zijn die motie uit te voeren.
·
Een motie van de raad met opdracht aan het
college. Aangezien alleen de raad bevoegd is te beslissen of een
bestemmingsplan moet worden veranderd kan het in deze het college opdracht
geven die wijziging voor te bereiden. Het college kan de opdracht wel naast
zich neerleggen, maar dan is een logische consequentie dat het college wordt
weggestuurd. De ongelukkig geformuleerde motie van Keerpunt 2010 kwam het meest
met deze aanpak overeen.
·
Een initiatiefvoorstel van één of meer
fracties. Deze aanpak werd in de vergadering gesuggereerd. Ik vind dat een
merkwaardige suggestie. Het zou inhouden dat die fracties ook de hele
voorbereiding op zich zouden nemen. Dat is een onzinnige gedachte. Het
initiatief zou dan ook niet verder kunnen gaan dat de raad besluit het college
een opdracht te geven. Daarvoor is een motie het geëigende middel.
We kennen ook nog het burgerinitiatief. Maar daarvoor zou
nog twee jaar moeten worden gewacht.
Hoe is hier met goed fatsoen uit te komen? Daar is “overleg”
natuurlijk het toverwoord en zijn college en scheepswerf aangewezen om oud zeer
even op zij te zetten en samen te kijken hoe het best in het belang van beide
partijen kan worden gehandeld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten