Hieronder mijn reactie op de zienswijzennota
Reactie op nota beantwoording zienswijzen en
vooroverlegreacties (inclusief ambtelijke wijzigingen) (in het vervolg zienswijzennota)
Bij deze reactie speelt een grote rol dat het nodig is
dat de raad voor 1 juli een bestemmingsplan voor de binnenstad van Grave moet vaststellen. Dat lukt niet als ik alle bemerkingen die ik na de inmiddels
aangepaste Nota beantwoording zienswijzen en vooroverlegreacties (inclusief
ambtshalve wijzigingen) nog heb aan de orde stel.
Ik verzet me dan ook op dit moment niet meer tegen het
conserverende karakter van het bestemmingsplan. De kenmerken daarvan zijn, dat
het voldoet aan de wettelijke eisen en dat volstaan is met het oude
bestemmingsplan vertalen naar huidige vorm en terminologie. Eventueel gewenste
inhoudelijke wijzigingen zowel in de zin van thans ongewenste mogelijkheden
verwijderen als nieuwe ontwikkelingen opnemen zijn dan ook niet onderzocht. Een
overleg vooraf met maatschappelijke organisaties als wijkraad, Graveon en
dergelijke is daarom niet nodig gevonden. Slordigheden in teksten zijn blijkbaar
evenmin niet van belang.
Een uiterst minimalistische opvatting van een
bestemmingsplan met de naam ‘Centrum Grave’ (zonder komma) voor een belangrijk
gebied als de naam zegt. Met onzekerheden als Scheepswerf, binnenkort voormalig
Maaszicht, Visio en Arsenaal is een conserverend bestemmingsplan op dit moment wellicht
toch van alle kwaaien de minste. Het is dan wel nodig dat met spoed en kracht
wordt gewerkt aan het wegwerken van de onzekerheden en dus aan een nieuw
bestemmingsplan.
In de zienswijzennota stelt het college dat ik gelijk heb
met mijn stelling dat het als gevolg van het conserverende karakter nodig is
dat voor iedere nieuwe ontwikkeling een afzonderlijke projectprocedure wordt
gevolgd. Dat geldt dan niet alleen voor ondernemers en particulieren die een
wijziging willen en waarmee dan een exploitatieovereenkomst moet worden
gesloten, maar zeker ook voor de gemeente zelf. De gemeente kan daarom nooit
een idee bij voorbaat verwerpen omdat het in strijd is met het vigerende en nu
vast te stellen bestemmingsplan. Dit is onlangs wel gebeurd bij besprekingen
over de openbare ruimte rond het Hart van Grave. Natuurlijk moet er in verband
met de planning wel op worden gewezen dat voor een goede aanpak een
bestemmingsplanwijziging nodig is. Dat er dan tijdnood ontstaat is jammer, maar
mag niet leiden tot een slecht plan. Als een plan in goed overleg met alle
betrokkenen wordt opgesteld zal de procedure geen probleem opleveren. Dat heeft
de gang van zaken bij de ontwikkeling van het complex Hart van Grave wel
geleerd.
In strijd met het conserverende karakter is dat het
college een vrijstellingsbevoegdheid heeft ingevoerd om enkele groengebieden
alsnog de bestemming parkeren te geven. Het heeft vanwege de vele verwijzingen
nogal wat moeite gekost de reactie van het college uit de zienswijzennota te
destilleren. Uit de samenvattingen van de zienswijzen zoals ze in de nota staan
heb ik geconcludeerd dat ik de enige ben die met name bezwaar aantekende tegen
de vrijstellingsbevoegdheid op zich. In de verwijzingen heb ik gelezen dat het
college tegen andere opmerkingen de argumenten gebruikte die ook werden
aangevoerd bij de toelichting op de vrijstellingsbevoegdheid in het
ontwerpbestemmingsplan zelf. De parkeernota, de Erfgoedverordening 2010 en de
nieuwe archeologische en cultuurhistorische waardenkaart zouden voldoende zijn om
eventuele tegenstrijdige belangen af te wegen en desgewenst te waarborgen. In
mijn zienswijze heb ik al aangegeven dat die afweging in de parkeernota zoals
hij door het college is voorgesteld en door de raad vastgesteld niet heeft
plaatsgevonden. De gang van zaken rond het parkeren bij de Mariakapel en de
Lovendaalsingel hebben wel aangetoond dat ook de raad in ieder geval de
parkeernota anders interpreteert dan het college blijkbaar nog steeds aanvoert.
Voor de bescherming van de waardevolle gebieden in Grave,
samengevat in de term “erfgoed”, komt
deze raadsvergadering een voorstel aan de orde. Er wordt een begin gemaakt met de
inmiddels verouderde monumentennota 2003 en de nog niet definitief goedgekeurde
archeologische en cultuurhistorische waardenkaart tot één allesomvattende
beleidsnota te maken. Dat beleid is er dus nog niet. Op zijn minst is het
daarom te vroeg nu al een vrijstellingsbevoegdheid in het bestemmingsplan op te
nemen. Bovendien ben ik van mening dat een bestemmingsplanprocedure juist de
plaats is om de ruimtelijke aspecten van diverse beleidsterreinen tegen elkaar
af te wegen. Om met een vrijstellingsbevoegdheid te kunnen werken zou in iedere
beleidsnota afzonderlijk een ruimtelijke afweging met allerlei ander
beleidsterreinen moeten plaatsvinden.
Conclusie: de vrijstellingsbevoegdheid dient uit het nu
voorliggende ontwerpbestemmingsplan te worden verwijderd.
Alhoewel het geen invloed heeft wil ik toch nog een
misverstand uit de wegruimen
In de nota staat op pagina 31 onder ad j)
“Indiener constateert terecht
dat de mogelijkheid voor een seksinrichting bij deze bestemmingen ontbreekt”.
Dat is onjuist weergegeven. De letterlijke tekst in
mijn zienswijze is:
“Om positief te eindigen:
Onder de kop specifieke gebruiksregels is in vrijwel alle bestemmingen de
mogelijkheid een seksbedrijf te beginnen uitgesloten. Dat juich ik toe
ondanks dat het ook weer een noviteit is. De vraag rijst wel waarom bij de
bestemmingen “Bedrijf-nutsbedrijf” en “water” die bepaling ontbreekt.”
Dat is precies het omgekeerde. De gemeentelijke reactie
op mijn zienswijze is wat ik op het oog had.
Grave, 17 januari 2013,
Ir. L.J.T. de Vreede
Geen opmerkingen:
Een reactie posten