donderdag 17 januari 2013

2013-8 Reactie op zienswijzennota


Hieronder mijn reactie op de zienswijzennota



Reactie op nota beantwoording zienswijzen en vooroverlegreacties (inclusief ambtelijke wijzigingen) (in het vervolg zienswijzennota)
Bij deze reactie speelt een grote rol dat het nodig is dat de raad voor 1 juli een bestemmingsplan voor de binnenstad van Grave moet vaststellen. Dat lukt niet als ik alle bemerkingen die ik na de inmiddels aangepaste Nota beantwoording zienswijzen en vooroverlegreacties (inclusief ambtshalve wijzigingen) nog heb aan de orde stel.

Ik verzet me dan ook op dit moment niet meer tegen het conserverende karakter van het bestemmingsplan. De kenmerken daarvan zijn, dat het voldoet aan de wettelijke eisen en dat volstaan is met het oude bestemmingsplan vertalen naar huidige vorm en terminologie. Eventueel gewenste inhoudelijke wijzigingen zowel in de zin van thans ongewenste mogelijkheden verwijderen als nieuwe ontwikkelingen opnemen zijn dan ook niet onderzocht. Een overleg vooraf met maatschappelijke organisaties als wijkraad, Graveon en dergelijke is daarom niet nodig gevonden. Slordigheden in teksten zijn blijkbaar evenmin niet van belang.

Een uiterst minimalistische opvatting van een bestemmingsplan met de naam ‘Centrum Grave’ (zonder komma) voor een belangrijk gebied als de naam zegt. Met onzekerheden als Scheepswerf, binnenkort voormalig Maaszicht, Visio en Arsenaal is een conserverend bestemmingsplan op dit moment wellicht toch van alle kwaaien de minste. Het is dan wel nodig dat met spoed en kracht wordt gewerkt aan het wegwerken van de onzekerheden en dus aan een nieuw bestemmingsplan.

In de zienswijzennota stelt het college dat ik gelijk heb met mijn stelling dat het als gevolg van het conserverende karakter nodig is dat voor iedere nieuwe ontwikkeling een afzonderlijke projectprocedure wordt gevolgd. Dat geldt dan niet alleen voor ondernemers en particulieren die een wijziging willen en waarmee dan een exploitatieovereenkomst moet worden gesloten, maar zeker ook voor de gemeente zelf. De gemeente kan daarom nooit een idee bij voorbaat verwerpen omdat het in strijd is met het vigerende en nu vast te stellen bestemmingsplan. Dit is onlangs wel gebeurd bij besprekingen over de openbare ruimte rond het Hart van Grave. Natuurlijk moet er in verband met de planning wel op worden gewezen dat voor een goede aanpak een bestemmingsplanwijziging nodig is. Dat er dan tijdnood ontstaat is jammer, maar mag niet leiden tot een slecht plan. Als een plan in goed overleg met alle betrokkenen wordt opgesteld zal de procedure geen probleem opleveren. Dat heeft de gang van zaken bij de ontwikkeling van het complex Hart van Grave wel geleerd.

In strijd met het conserverende karakter is dat het college een vrijstellingsbevoegdheid heeft ingevoerd om enkele groengebieden alsnog de bestemming parkeren te geven. Het heeft vanwege de vele verwijzingen nogal wat moeite gekost de reactie van het college uit de zienswijzennota te destilleren. Uit de samenvattingen van de zienswijzen zoals ze in de nota staan heb ik geconcludeerd dat ik de enige ben die met name bezwaar aantekende tegen de vrijstellingsbevoegdheid op zich. In de verwijzingen heb ik gelezen dat het college tegen andere opmerkingen de argumenten gebruikte die ook werden aangevoerd bij de toelichting op de vrijstellingsbevoegdheid in het ontwerpbestemmingsplan zelf. De parkeernota, de Erfgoedverordening 2010 en de nieuwe archeologische en cultuurhistorische waardenkaart zouden voldoende zijn om eventuele tegenstrijdige belangen af te wegen en desgewenst te waarborgen. In mijn zienswijze heb ik al aangegeven dat die afweging in de parkeernota zoals hij door het college is voorgesteld en door de raad vastgesteld niet heeft plaatsgevonden. De gang van zaken rond het parkeren bij de Mariakapel en de Lovendaalsingel hebben wel aangetoond dat ook de raad in ieder geval de parkeernota anders interpreteert dan het college blijkbaar nog steeds aanvoert.

Voor de bescherming van de waardevolle gebieden in Grave, samengevat in de term “erfgoed”,  komt deze raadsvergadering een voorstel aan de orde. Er wordt een begin gemaakt met de inmiddels verouderde monumentennota 2003 en de nog niet definitief goedgekeurde archeologische en cultuurhistorische waardenkaart tot één allesomvattende beleidsnota te maken. Dat beleid is er dus nog niet. Op zijn minst is het daarom te vroeg nu al een vrijstellingsbevoegdheid in het bestemmingsplan op te nemen. Bovendien ben ik van mening dat een bestemmingsplanprocedure juist de plaats is om de ruimtelijke aspecten van diverse beleidsterreinen tegen elkaar af te wegen. Om met een vrijstellingsbevoegdheid te kunnen werken zou in iedere beleidsnota afzonderlijk een ruimtelijke afweging met allerlei ander beleidsterreinen moeten plaatsvinden.

Conclusie: de vrijstellingsbevoegdheid dient uit het nu voorliggende ontwerpbestemmingsplan te worden verwijderd.

Alhoewel het geen invloed heeft wil ik toch nog een misverstand uit de wegruimen
In de nota staat op pagina 31 onder ad j)
“Indiener constateert terecht dat de mogelijkheid voor een seksinrichting bij deze bestemmingen ontbreekt”.
Dat is onjuist weergegeven. De letterlijke tekst in mijn  zienswijze is:
“Om positief te eindigen: Onder de kop specifieke gebruiksregels is in vrijwel alle bestemmingen de mogelijkheid een seksbedrijf te beginnen uitgesloten. Dat juich ik toe ondanks dat het ook weer een noviteit is. De vraag rijst wel waarom bij de bestemmingen “Bedrijf-nutsbedrijf” en “water” die bepaling ontbreekt.”
Dat is precies het omgekeerde. De gemeentelijke reactie op mijn zienswijze is wat ik op het oog had.


Grave, 17 januari 2013,

Ir. L.J.T. de Vreede

Geen opmerkingen:

Een reactie posten